Interview met Giorgetto Giugiaro, Italiaans ontwerper van meer dan honderd auto's. Zo ontwierp hij de eerste Golf en de Fiat Panda, de bekendste, bij uitstek succesvolle auto’s voor de massa. 'Toen ik de Golf ontwierp, ging ik vooral op mijn instinct af.' GIORGETTO GIUGIARO 1938 - Geboren in Garessio, noordwest-Italië 1955 - Eerste baan, bij Fiat (17 jaar oud) 1960 - Leert het vak bij ontwerper Bertone 1962 - Ontwerpt zijn eerste Ferrari, de 250 GT 1968 - Richt eigen bedrijf op: Italdesign 1974 - Ontwerpt de eerste Volkswagen Golf 1980 - Ontwerpt de Fiat Panda 1993 - Hoogtepunt als designer: de Bugatti EB 112 1996 - Zoon Fabrizio gaat Italdesign leiden 2006 - Krijgt zelfontworpen Ferrari, de ‘GG50’, cadeau omdat hij vijftig jaar in het vak zit Door Arthur van Leeuwen Met zijn blauwe vulpotlood tekent hij nog bevlogener dan hij spreekt. De ene na de andere auto verschijnt op papier, trefzeker, met details van een zijruit of dorpel, plus een stoomcursus ‘waar horen de wielen’. Met loodlijnen en pijlen legt hij uit wat de consequenties zijn van de hoge daklijn die nu mode is. Geheimen van de topdesigner. Binnen de kortste keren ligt de tafel vol vellen papier, maar Giorgetto Giugiaro (67) blijft nieuwe perspectieven schetsen, steeds ingeluid door een veelbelovend, Italiaans luidruchtig: ‘Allora!’ Ferrari GG50 Giugiaro verkeert in opperbeste stemming. Niet zo vreemd voor iemand die net een Ferrari GG50 cadeau kreeg – van de firma zelf. Hij mocht al zijn talent botvieren op een herontwerp van de bestaande Ferrari Scaglietti. Die maakte hij korter, met dikke achterkant en lenig postuur – een kat voor de aanval. De Ferrari 'GG50', cadeautje voor de ontwerper Het eindresultaat draagt Giugiaro’s naam: de ‘GG50’, zijn initialen gevolgd door het aantal jaren dat hij ontwerper is. Een zeldzaam jubileum, een unieke auto. ‘Ik wilde geen futuristische concept car.’ Massa Meer dan honderd auto’s ontwierp Giugiaro. De eerste Golf en de Fiat Panda zijn de bekendste, bij uitstek succesvolle auto’s voor de massa. Zijn oeuvre omvat daarnaast vele brute concept cars, alsook elegante sportwagens. Nu staat hij, samen met zijn zoon en opvolger Fabrizio, aan de wieg van een reeks nieuwe, geslaagde modellen van Fiat, waaronder de veelgeprezen Grande Punto. De GG50 heeft bijzondere persoonlijke waarde. ‘Vijftig jaar geleden, toen ik 17 was, begon ik bij Fiat. Daarna leerde ik het vak bij Bertone.’ Een van de eerste auto’s die hij mee mocht ontwerpen, was de Ferrari 250 GT. ‘Na 1962 heb ik geen Ferrari meer vormgegeven. Ja,’ wijst hij opgetogen, ‘deze is nu echt van mij. Toch een mooi cadeautje? Het is een prototype van aluminium, maar je kunt er zonder problemen mee rijden.’ Giugiaro hoort thuis in het rijtje Italiaanse namen dat sinds de jaren vijftig het beeld op de weg kleurt: Bertone, Ghia, Pininfarina. In 1959 was hij, 21 nog maar, hoofd van Bertones afdeling vormgeving. Daar werkte hij aan de Simca 1000 en de Alfa Romeo 2600 Sprint, voor liefhebbers van goddelijke allure. Doorbraak Zes jaar later trad hij toe tot de directie van Ghia, waar de wigvormige Maserati Ghibli en De Tomaso Mangusta zijn internationale doorbraak betekenden. En in 1968 volgde de oprichting van Italdesign, Giugiaro’s eigen ‘huis’ in Turijn, samen met de ingenieur Aldo Mantovani. Een eindeloze rij auto’s kwam van de tekentafel, waaronder de Alfasud, de Lancia Delta en de eerste Fiat Punto. Zijn handtekening staat op een Lotus Esprit uit 1972, maar ook op de Hyundai Pony. Op een Alfa Romeo Alfetta, en een snelle BMW M1. Een Saab 9000 uit 1984 en de Renault 19 uit 1988. Dikke Bugatti’s en de Daewoo (nu Chevrolet) Matiz. En ook toen BMW de nieuwe Mini wilde bouwen, leidde het spoor naar Giugiaro. ‘Allora!’ Het blauwe potlood erbij, een schetsboek met het logo van de firma. De vraag was, hoe kan één ontwerper een zo uiteenlopende reeks auto’s bedenken, van pure luxe en snelheid tot louter betaalbaar en functioneel? Wat is het verbindende element? Ontwerpen Giugiaro geeft eerst ontwerples. Je begint met een rechthoek als raam, dan bepaal je de positie van voor- en achterkant in relatie tot de wielen, de zitpositie van de bestuurder. Plaats en hoogte van de wielen zijn van eminent belang. Dan pas volgt het silhouet, de aerodynamica, de uiteindelijke lijn van voor naar achter. Hij houdt van een grote afstand tussen het front en de wielen. Dat is aan zijn vroegere ontwerpen te zien, en ook aan de recente Fiats Croma en Grande Punto. Zijn belangrijkste statement, in de jaren zeventig, was die van het ‘gevouwen papier’. Auto’s die langs scherpe lijnen – de sportwagens vaak voorzien van luchtsleuven als haaienkieuwen – in wigvorm spotten met de luchtweerstand. En hoewel de eerste Golf achteraf nogal vierkant lijkt, zijn rechte lijnen en wigvorm toch herkenbaar. Bij moderne auto’s is dat drastisch veranderd. Giugiaro tekent opnieuw een rechthoek, en hoe iemand vanaf de zijkant naar een auto kijkt. ‘Door de hoeken af te ronden, lijkt de auto kleiner, zelfs als hij groter is dan het model ervoor. Dat is dus wat er met de Volkswagen Golf gebeurde. De eerste was bijna vierkant – de laatste heeft meer volume, maar lijkt even groot. Zet ze maar eens naast elkaar.’ Verhoudingen De verhoudingen zijn veranderd, vooral positie en formaat van de wielen. ‘Audi maakte van afgeronde hoeken en grote wielen een handelsmerk. Dankzij de evolutie van techniek en mechanica kregen designers meer ruimte.’ Allora, vergeet de voorwielaandrijving niet. Daardoor is er meer ruimte voor inzittenden. Motoren komen meer naar achteren te liggen, zo wordt de voorkant korter. Daartegenin werkt weer de invloed van de crashtest. Kreukelzones maken de neus langer. ‘Vroeger kon je de body en het chassis verzinnen zoals je wilde. Nu moet je letten op veiligheid, op milieu-eisen. Wetten stellen beperkingen, maar ze dwingen tot het construeren van betere en veiliger auto’s. Ik kan het niet erg vinden. Uiteindelijk is het in het belang van de consument.’ Functionaliteit Wat is, na meer dan honderd auto’s, de waarde die bleef? Nu we snappen hoe een auto wordt getekend, kunnen we verder. Het blauwe potlood tekent een lepel. ‘Wij, de oprichters van Italdesign, zijn altijd uitgegaan van het ambacht, van het streven naar maximale functionaliteit. Toen de moderne tijd aanbrak, bedachten ontwerpers gebruiksvoorwepen in de vreemdste vormen. Lepels met een ronde steel bijvoorbeeld. Maar dan rolt hij onder het eten uit je hand. Als ik een lepel teken, dan heeft die een breed en plat handvat – zo simpel is het, dat eet het makkelijkst. Hij ligt in de holte van duim en wijsvinger en kan gewoon niet kantelen. Dus wat je ook aan mooie ontwerpen wilt maken, je moet blijven bedenken dat een lepel dient om mee te eten.' De auto bevindt zich ergens tussen de functionaliteit van de lepel met platte steel en een over-designed, onhandig ding. 'Als ik ontwerp, volg ik functionele eisen. Handelingen van de bestuurder, van stuur naar versnelling en richtingaanwijzer bijvoorbeeld, voltrekken zich volgens ergonomische logica. En de afstand tot de deur en de hoogte van de drempel zijn allereerst bepaald door fysieke beperkingen en mogelijkheden. Je moet gewoon makkelijk in en uit kunnen stappen.’ Tijd Golf en Panda waren producten van hun tijd. ‘Het moest betaalbaar zijn, weinig accessoires, wel comfortabel, maar het belangrijkste was een laag gewicht.’ Vanwege het brandstofverbruik. Het was de tijd van de oliecrisis (1973) en niemand wist hoe lang die zou duren. ‘Nu zijn auto’s zwaarder, maar ook zuiniger dan ooit. Door techniek én design. Kijk op de weg, auto’s zijn zo’n beetje opgeblazen. Ooit waren ze cilindervormig, toen kegelvormig en nu zijn ze sferisch – bolvormig en met lange bogen.' ‘Eigenlijk heb je nu van alles meer. Mensen léven in hun auto. Ze bellen er, luisteren naar muziek, auto’s zijn van alle gemakken voorzien – en het grappige is dat iedereen daarmee beter af is, de consument en de producent. In de industrie heeft iedereen eraan verdiend, tot en met de leverancier van stofjes voor het interieur. Als je terugkijkt, moet je vaststellen dat de auto in korte tijd een enorme kwaliteitssprong heeft gemaakt – en niet alleen de dure merken.’ Instinct Technisch mag dan alles kunnen, opdrachtgevers kunnen het de ontwerper nog behoorlijk lastig maken: ‘De filosofie van het merk is dominant.’ Driftig pakt hij zijn potlood, tekent een grafiek met vier velden en hamert er puntjes in. ‘Dat gebeurt er dus als opdrachtgevers hun marketingmensen op je af sturen. Ze hebben zo’n diagram bij zich, en jij moet dan precies die ene auto ontwerpen die net iets dichter bij de familiewagen staat dan de sportwagen, en toch ook weer een stadsauto is. Dan moet-ie precies in dat en dat segment passen, bij die en die doelgroep.’ Hij maakt een theatraal wegwerpgebaar. ‘Bah! Hoe kun je zoiets vragen? Toen ik de Golf ontwierp, ging ik vooral op mijn instinct af – en dat geldt ook voor de Grande Punto.’ Allora, luxe is pas interessant. ‘Auto’s zijn een stuk hoger dan vroeger, en die trend zet door. Dat is opmerkelijker dan je zou denken. De combinatie hoog én mooi was lang onbestaanbaar. De wereld was overzichtelijk. Luxe auto’s waren laag en lang – en zo is dat nog steeds bij Jaguar, Aston Martin en Maserati.’ Smaak Het duurde lang voordat de ‘nieuwe smaak’ bij het grote publiek aansloeg, maar een hoge daklijn vloekt niet meer met de sensatie van luxe en comfort. Dat blijkt wel uit het succes van de dure SUV, de terreinwagen voor in de stad. Giugiaro maakt een vergelijking met architectuur. ‘Daar heb je wolkenkrabbers als woonkazernes naast eenvoudige lage huizen. Maar je hebt ook wolkenkrabbers die hoogstandjes van architectuur zijn en fraaie chalets.’ Het merkwaardige van de autoindustrie is dat daar lang één wet gold: klein is goedkoop, groot is luxe. Nu pas zie je de tendens naar vele segmenten, met elk hun eigen hiërarchie van luxe. Giugiaro steekt goed in het pak, toonbeeld van Italiaanse goede smaak. Niet te opvallend, wel scherp. ‘Een mooie auto hebben, dat is als een horloge dat je bevalt, een pak dat je goed staat, waarin je je op je gemak voelt. Wat je wilt is de sensatie van ruimte. En of de auto klein is of groot, automobilisten ervaren pas luxe als ze het gevoel hebben dat de auto ze omarmt.’ Wat rijdt hij zelf? Geen volbloed uit een Italiaanse stal, maar een BMW X5. Hij doet het goed in de bergen, op de snelweg en in de stad. Het is, volgens de ambachtsman, een auto die alles combineert: ruimte, vermogen en veiligheid. ‘Een levensverzekering.’ Evolutie Zoiets als ‘de vroege GG’ en ‘de late GG’ bestaan niet. Terugkijkend ziet Giugiaro zijn werk als product van een evolutie. ‘Toen ik jong was, wilde ik kunstenaar zijn. Mijn vader en grootvader waren fresco-schilders, vandaar. Al gauw wilde ik alleen nog maar auto’s tekenen. Toen zei mijn vader, die zelf geen rijbewijs had: “Als je de techniek niet kent, kun je nooit een goed ontwerp maken.”’ Dus moest zoon Giorgetto behalve kunst- ook techniekonderwijs volgen. ‘Mijn vader had gelijk. Bij Fiat leerde ik wat het verschil is tussen vormen die de vrucht zijn van de verbeelding, en vormen die voortkomen uit de beperkingen die de industrie oplegt. En belangrijker, dat technische uitvindingen op hun beurt kunnen leiden tot verrassende nieuwe vormen.’ Binnen die beperkingen kwam Giugiaro tot zijn beste ontwerp. ‘Het heeft geen zin iets moois te verzinnen, als dat een auto oplevert die niet goed rijdt of nauwelijks te verkopen is. Als je jong bent, leg je je daar niet zo makkelijk bij neer. Maar maak je alleen auto’s als een kunstenaar, dan veroordeel je jezelf tot een nichemarkt. En dat wilde ik niet.’ Stylistisch hoogtepunt Zijn mooiste auto was niet voor de massa. ‘De Bugatti EB 112 uit 1993. Daarbij dacht ik voor het eerst: deze wilde ik altijd al maken. Een stilistisch hoogtepunt voor zijn tijd. Vraag je naar de auto voor massaproductie, dan is het de Golf, en ik houd altijd een zwak voor de Fiat Uno.’ Zijn zoon is sinds 1996 de baas bij Italdesign, dat nu 1.200 werknemers telt. Erfde hij zijn vaders ontwerptalent of diens ondernemerschap? Het laatste. ‘Een bedrijf van deze omvang vraagt ordelijk management. Creativiteit en techniek moeten in evenwicht zijn. En het allerbelangrijkste: het vermogen om de juiste designers te vinden.’ Hij kijkt gespeeld beledigd, triomfantelijk. ‘En zelf ben ik er ook nog!’ Allora, nog eenmaal het blauwe potlood. De meester tekent een vierkant, met een kwart voor hemzelf: zíjn deel. Giorgetto Giugiaro tekent nog altijd energiek. En zijn kamer is zorgvuldig afgeschermd van buitenstaanders. Want op zijn tekenbord prijkt, zoals hij het al een halve eeuw gewend is, een groot geheim